Uitgegeven naar de editie 1648, met een inleiding en aantekeningen.
Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letterkunde
Jan Six heeft een drama geschreven dat door een ongewoon zelfstandige verwerking van de bronnen opvalt. Verder mag zijn treurspel naar de literaire maatstaven van de zeventiende eeuw bij uitstek ‘modern’ genoemd worden. Van typische rederijkerskenmerken treft men bij Six in ieder geval niets aan. Tenslotte heeft hij ervoor gekozen zo min mogelijk aandacht te vragen voor uiterlijk vertoon en opzienbarend schouwspel, dat primair op de sensatiezucht van het publiek speculeert. Eerst en vooral heeft Six willen voorzien in de minutieuze karakterontleding van zijn titelheldin, die naar de klassieke overlevering tot zulke gruwelijke misdaden in staat was.
- Inleiding
- Handelingsverloop
- Karaktertekening en gedragsethiek
- De aristoteliscche poetica
- Literaire voorgangers
- Overlevering, opvoering en waardering
Waar kom ik toe? waar werd‘ ik heen gedreven?
Hoe ben ik reukeloos dus ver gebragt?
Ik zie vast om, en vind geen troost gebleven,
Dan t geen de mensch het allerschriklijkst acht,
Dat is de dood, die ieder een doet beven;
Maar my in dit geval zo zoet toelacht.
Bedroge vrow! waar moet ik heul gaan zoeken?
Ik mach dan wel mijn zotte zin vervloeken.